Onderzoek naar prostaatkanker | Gelre ziekenhuizen
Zorg beter voor elkaar

Onderzoek naar prostaatkanker

Onderzoek naar prostaatkanker begint met een inwendig lichamelijk onderzoek. Afhankelijk van de uitkomsten van dat onderzoek, bepalen we welke onderzoeken verder nodig zijn. Uw uroloog bespreekt dit met u. 

Lichamelijk onderzoek

De uroloog controleert via uw anus met de vinger of er afwijkingen voelbaar zijn aan uw prostaat. Afwijkingen van de prostaat voelen stevig en onregelmatig aan. Als een afwijking voelbaar is, vergroot dat de kans dat het om prostaatkanker gaat. In dat geval is een MDX select test niet nodig. Voelt de prostaat normaal aan, dan zegt dat nog niet dat er geen kanker zit. Om kanker uit te sluiten, is ook bloedonderzoek nodig.

Bloedonderzoek

Om meer informatie over een mogelijke afwijking aan de prostaat te krijgen, onderzoeken we uw bloed. Hierbij bepalen we het zogeheten ‘prostaat specifiek antigeen’ (PSA). Dit is een door de prostaat gemaakt eiwit. Als er kwaadaardige lichaamscellen (kanker) in de prostaat zitten, is de PSA-waarde verhoogd. Een verhoogde PSA-waarde is een aanwijzing dat het om kanker kan gaan, maar geeft nog geen zekerheid. Ook bij grotere prostaten of bij een ontsteking van de prostaat kan het PSA verhoogd zijn. Hoge waarden (meer dan 10) geven een hogere kans op kwaadaardigheid. Bij waarden tussen de 3 en de 10 is kwaadaardigheid nog niet uitgesloten. Als de PSA-waarden zeer hoog zijn, is de volgende stap het nemen van biopten

MDX-select-test

Wanneer uit bloedonderzoek blijkt dat de PSA-waarde bij u tussen de 3 en 10 is, willen we meer zekerheid over de kans dat er kwaadaardige cellen in de prostaat zitten. Hiervoor gebruiken we de MDX-select-test. Dit is een urinetest die met behulp van eiwitten in kaart brengt of de tumor agressief en kwaadaardig is, of dat het om een soort tumor gaat die niet gevaarlijk is. Als de tumor ongevaarlijk is, dan is geen aanvullend onderzoek nodig. U krijgt dan een terugverwijzing naar uw huisarts. Soms wil de huisarts over een langere periode uw PSA-waarde in de gaten houden. Wanneer de testuitslag aangeeft dat er een verhoogde kans is op een agressieve, kwaadaardige vorm van kanker, is meer onderzoek nodig.

Multi-parametrische MRI-scan

Om kwaadaardige tumorgroei aan te tonen, is soms een multi-parametrische MRI-scan nodig. Dit gebeurt als:

  • Uit het bloedonderzoek blijkt dat de PSA-waarde boven de 10 is
  • Er geen aanwijzingen zijn dat u prostaatontsteking heeft
  • Er geen afwijkingen van de prostaat zijn vastgesteld bij het lichamelijk onderzoek

U krijgt de MRI-scan voordat onze artsen een stukje weefsel uit de prostaat halen (biopt). De radioloog en de uroloog bekijken en beoordelen samen de beelden van de MRI-scan. 

Prostaat van de echo met biopten

Na de MRI-scan is de volgende stap het nemen van prostaatbiopten. Voor onze artsen dit doen, onderzoeken ze eerst uw prostaat met geluidsgolven. Dit heet een echo. Onze artsen hebben meestal in beeld in welk deel van uw prostaat mogelijk een afwijking zit. Uit dit deel halen ze een stukje weefsel (biopt). Vaak nemen ze ook enkele biopten uit delen van de prostaat waarvan ze weten dat juist op die plekken vaak tumoren groeien. De kleine stukjes weefsel gaan naar onze afdeling Pathologie. De patholoog stelt vast of er sprake is van kwaadaardigheid. Als het om tumorcellen gaat, dan blijkt uit het biopt ook hoe agressief deze cellen zijn. 

Nucleair onderzoek

Als duidelijk is dat u prostaatkanker heeft met kwaadaardige tumorgroei is het belangrijk te weten of er uitzaaiingen zijn. Als het risico op uitzaaiingen verhoogd is, maken we een scan van uw botten. Soms is het nodig hiervoor een speciale scanner te gebruiken: de PSMA-PET scan. Dit onderzoek hoort bij het specialisme nucleaire geneeskunde. 

De uitslag

Onze medisch specialisten bespreken samen alle uitslagen van uw onderzoeken. Er zit dan van elk specialisme dat bij uw behandeling is betrokken een medisch specialist aan tafel. Ook een uroloog en een oncoloog van het academische ziekenhuis VUMC uit Amsterdam sluiten aan, voor advies. Na de bespreking stellen de artsen een advies op, met daarbij – zo nodig – een behandelplan. Uw uroloog bespreekt het advies met u. Samen kiest u voor de behandeling die het beste bij u en bij de situatie past. 

Complementary Content
${loading}
Scroll